Van Oude en Nieuwe Christenen

12 november 2019
door Christiaan van Krimpen

Op 14 mei 1940 pleegde Menno ter Braak zelfmoord. Ter Braak, een van de voormannen van het intellectuele verzet tegen het nazisme in Nederland, zag het niet meer zitten. Hij was een eenling, polemist, bewonderd en verguisd. Hij werd wel beschreven als ‘een christen zonder christendom’. Net als Bonhoeffer besefte hij al vroeg het dodelijke gevaar dat de opkomst van Hitler ook voor Nederland betekende. Hij werd in 1936 secretaris van het Comité van Waakzaamheid, een verzameling van anti nationaal-socialistische intellectuelen. Het NSB blad Zwart Front noemde hem ‘een weggelopen Dominees-zoon’. De leden van het Comité werden omschreven als ‘joden, naast godloochenaars; naast verdachte sujetten’.

De houding van Ter Braak tegenover het christendom was op zijn minst ingewikkeld.

Ik voor mij, zo schreef hij in zijn boek Van oude en nieuwe christenen, zie achter het theologisch gewoel, achter het gevarieerd spektakel van Arianen, Pelagianen, Albigenzen, wederdopers, Calvinisten, orthodoxen en ketters, maar één ‘algemeen christelijke’ tendentie: de disciplinering van de mens tot een gelijkheidsmoraal, die eeuwen achtereen in de praktijk van het leven dienst moest doen om de fundamentele ongelijkheid op aarde met een beloofde zaligheid in de hemel te honoreren; bedrieglijke voorspiegeling, als men wil, door uitschrijving van een cheque op een bank die niet bestaat.

Ter Braak en Thomas Mann, 1939

Ter Braak en Thomas Mann, 1939

Inderdaad, een van de basisprincipes van het christendom is ‘gelijkheid van zielen voor God’. Maar wat betekent dat nu eigenlijk?

Ter Braak en zijn favoriete leermeester Friedrich Nietzsche zetten daar allerlei kanttekeningen bij. Denk eens aan Nietzsches ‘übermensch’. Dit type mens is volgens hem een prototype van ‘opperste welgeslaagdheid, in tegenstelling tot moderne mensen, tot ‘goede’ mensen, tot christenen en andere nihilisten, …..; dat wil zeggen als het ‘idealistisch’ prototype van een hoger soort mens, half heilige, half genie’.

Nietzsche was een voorstander van ongelijkheid, gezien als een soort hiërarchische rangorde met zijn ‘übermensch’ aan de top. Hij haatte het christendom vanwege zijn gelijkheidsideaal. Ter Braak, die ooit in zijn jonge jaren dominee had willen worden, uitte zich genuanceerder. Onze christelijke erfenis is, volgens hem, dat wij de eerste christenen zijn die met de gelijkheid nauwelijks meer een compromis hoeven te sluiten, of het nu ‘algemeen kiesrecht’ is of de ‘Gleichshaltung’ van de nazis. Hij zag scherp dat het christendom zich steeds heeft aangepast, veel pretenties heeft laten varen. En die aanpassing gaat heden ten dage nog steeds door wanneer men beseft dat nu ook de rol van de vrouw in de kerk vrijwel overal wordt geaccepteerd en historisch gegroeide aberraties zoals het celibaat hun langste tijd hebben gehad. Uiteindelijk neemt hij afstand van Nietzsche. Hij beschrijft begrippen als menselijke waardigheid, eerlijkheid, karakter – kwaliteiten die wij nu zo helder zien – als paradoxen van christenen die niet meer geloven maar nochtans christenen zijn. Na lang verzet moet hij toegeven ‘… door het begrip menselijke waardigheid en zijn equivalenten druk ik niets anders uit dan de gelijkheid van zielen voor God…. zonder God’.

Menno ter Braak en Dietrich Bonhoeffer waren mordicus tegen de jodenvervolging, maar dan wel op grond van verschillende motieven. Ter Braak erkende het ‘rasgevoel’ wel als natuurlijk of menselijk element. Maar hij vond de Jodenvervolging een verbijsterende stupiditeit omdat ‘juist de joden zozeer de kust verstaan zich te assimileren’. Bonhoeffer verwierp op Bijbelse gronden ieder rasonderscheid. Ter Braak wachtte de bui niet af en pleegde in 1940 zelfmoord. Bonhoeffer bond moedig de strijd aan met het criminele nazi regime; een strijd die hij gedoemd was te verliezen. Drie weken voor de ineenstorting van dit regime werd hij in 1945 door de SS opgehangen.

Er zijn uitdagingen die zowel oude als nieuwe christenen gezamenlijk moeten aangaan. Nieuwe dictators dienen zich aan, of ze nu Putin, Trump of Erdogan heten. De ‘christelijke’ gelijkheid wordt aan alle kanten bedreigd. Democratische structuren worden misbruikt door demagogen en de rechten van minderheden worden 75 jaar na de Tweede Wereldoorlog opnieuw grootschalig geschonden. Misschien is het tijd eens te overwegen om binnen de ‘gelijkheid van zielen voor God’ na te denken over het natuurlijke recht op ongelijkheid en de bescherming van dit recht.


Chris van Krimpen is jurist en ouderling van de Bergsingelkerk.