Gereformeerde Levenskunst

25 september 2021
door Christiaan van Krimpen

Begin september woonde ik voor het eerst sinds twee jaar weer een reünie bij van mijn oude klasgenoten van het Gymnasium. Een gezelschap dat evident bezig is aan aan de laatste fase van het leven. Allen hadden wij dezelfde religieuze achtergrond toen we in 1951 arriveerden. Het protestantisme was ons zogezegd met de paplepel ingegoten.

Al tijdens de laatste reünie, nu weer twee jaar geleden, kwam bij mij de vraag op: wat is er nog over van ons oorspronkelijke geloof. Nog belangrijker, wat is de invloed geweest op ons leven van de gereformeerde variant van het calvinisme waaraan we zijn blootgesteld in onze jeugd. Hebben we er wat mee gedaan in ons leven?

Voor het front van de troepen (vijftien in getal + de huidige rector) mocht ik een lezing houden over het onderwerp Gereformeerde Levenskunst. Nu leek mij de relatie Gereformeerd en Levenskunst wat onwaarschijnlijk. Zou zoiets bestaan: Calvinistische of misschien wel Gereformeerde Levenskunst? Het leek mij een interessante breinbreker.

Denkend over die mogelijke invloed en snuffelend in de literatuur kwam ik het verrassende artikel tegen van Prof. Govert Buijs uit 2004, getiteld ‘Hoera voor het leven, Calvinistische levenskunst’. Dat gaf mij voldoende moed om aan de gang te gaan.

Levenskunst

Goed, eerst iets over levenskunst’. Hoe moeten we dat definiëren? Nu bestaat er de laatste jaren veel belangstelling voor dit onderwerp. Die belangstelling wordt, zeggen de deskundigen, in hoge mate veroorzaakt door het probleem van de tegenwoordige ongelimiteerde vrijheid en de bestaansonzekerheid die daaruit volgt. Denk maar eens aan de corona prikken en het recht dat velen opeisen om niet te worden gevaccineerd en op die manier hun kwetsbare medemens in gevaar te brengen. De huidige tijd wordt gekenmerkt door individuele zelfbeschikking en velen kunnen dat moeilijk aan.

De moderne goeroe van de levenskunst is Michel Foucault. Deze Franse professor koesterde een diepe argwaan tegen de moderne ideeën over vrijheid en zelfbepaling. Hij werd vooral geïnspireerd door de toewijding van de mens aan zichzelf die hij in de klassieke oudheid aantrof, inclusief de vroegchristelijke ascese. Het probleem is overigens al veel eerder aangekaart door Erich Fromm, die in 1947 betoogde dat de moderne mens het besef voor het leven als een kunst is kwijtgeraakt.

Na nog meer intellectueel gesnuffel kwam ik Foucault’s leermeester Pierre Hadot tegen, ook al een Fransman en historicus op het gebied van de filosofie van de klassieke oudheid. Dat was voor mij een schok van herkenning! Opeens voelde ik dat ik toch niet voor niets op een Gymnasium had gezeten en in mijn jeugd vluchtig kennis had gemaakt met de klassieke filosofen zoals Socrates, Plato, Aristoteles en Marcus Aurelius. Niet dat ik er toen veel van begreep; we hadden meer belangstelling voor de meisjes in onze klas. Maar toch: het zaadje werd toen geplant!

Ieder mens – of hij nu Griek is of barbaar – die zich oefent in wijsheid en een onbedorven, onberispelijk leven leidt, kiest ervoor om anderen geen onrecht te doen en om kwaad niet met kwaad te vergelden, maar om het gezelschap van bemoeials te mijden…, zei Philo van Alexandrië in het begin van onze jaartelling. Toen al werd er door velen diepgaand nagedacht over de zin van het bestaan, en niet alleen door Jezus van Nazareth.

Pierre Hadot

Pierre Hadot poneert dat filosofie in de oudheid geen theoretische aangelegenheid was, maar een wijze van (praktisch) leven. Denk maar eens aan Socrates die zijn ideeën altijd ergens op het marktplein (de agora) aan de man trachtte te brengen, omringt door luisteraars en criticasters. Wat velen niet weten is dat het christendom zich vanaf de tweede eeuw na Christus ook heeft willen presenteren als een levensfilosofie, niet als een verzameling dogma’s. Men zocht op dit punt aansluiting bij de klassieke traditie, ook al om de intellectuele elite van die tijd aan zijn kant te krijgen.

Aanvankelijk was het Christendom, evenals de antieke filosofie, in hoge mate gericht op het streven van ieder mens om zichzelf om te vormen. Om God in zichzelf te vinden. De vroegchristelijke ascese, het zich afzonderen in de woestijn om God te vinden was een van de gevolgen van de Missio Dei en bestond al sinds de tijd van de eerste Apostelen. Er ontstonden in die tijd veel mystieke bewegingen (gnostici), o.a. het door Augustinus fel bestreden wijdverbreide manicheïsme. Ook het laatste (en weinig gelezen) Bijbelboek, de Openbaringen van Johannes, getuigt daarvan. Men integreerde spirituele (stoïcijns/platonische) oefeningen van aandacht voor jezelf, meditatie en zingeving in het christelijk leven van alledag, met name in de antieke kloosters. Je zou het kunnen beschouwen als een soort vroegchristelijke levenskunst. Het kloosterwezen bloeide zelfs tot het begin van de zestiende eeuw totdat (althans in Noord-Europa) het Protestantisme daaraan hardhandig een einde maakte. Interessant is overigens dat juist dit aspect van het Christendom in de huidige tijd opnieuw in de belangstelling is gekomen!

De invloed van het Calvinisme

Als we het over calvinisme hebben, komen we niet om Abraham Kuijper heen. Uit één van de zgn ‘Stone lezingen’ die hij in 1898 in Amerika hield, ontleen ik het volgende. ‘Naar haar wezen is de Kerk voor de Calvinist een geestelijk organisme dat hemel en aarde omvat, maar dat in de hemel en niet op aarde, zijn middelpunt en het uitgangspunt voor zijn levensactie bezit’. Levenskunst in aards-filosofische termen was duidelijk niet zijn ding!

Het woord ‘calvinisme’ en nog meer nog het woord ‘gereformeerd’ is gedurende de laatste decennia bij de goegemeente in een kwalijke reuk komen te staan. Dikwijls duiken verhalen op in de pers over trauma’s bij mensen die in hun jeugd door onbarmhartige ‘gereformeerde’ ouders geestelijk en soms ook lichamelijk zijn gemaltraiteerd. Vaak wordt door streng gereformeerden een interpretatie aan Bijbelverhalen gegeven die langzamerhand ook voor het overgrote deel van de christenen buiten de werkelijkheid staat. Ik bekijk hier echter het calvinisme hier als sociologisch verschijnsel, een vorm van levenskunst die een belangrijke directe en indirecte invloed had op het dagelijks functioneren van grote groepen in de Nederlandse bevolking. Vierhonderd jaar calvinisme heeft zich genesteld in de genen van het Nederlandse volk en hoe snel de secularisatie ook toeslaat, ook atheïsten blijven vaak zonder dat zij het zich realiseren verbonden met de calvinistische levenskunst (zie ook Menno ter Braak: ‘Van Oude en Nieuwe Christenen’).

Kijk eens naar de economie. Al in 1921 constateerde de bekende socioloog Max Weber dat het calvinisme aan de wieg stond van de moderne economische orde. Sommigen menen zelfs aan de wieg van het kapitalisme. Calvijn heeft gepleit voor een redelijke rente op uitgeleend kapitaal. Hij maakte zelfs onderscheid tussen het consumptief krediet aan armen en het investeringskrediet in zaken. Hij pleitte voor een maximale rentevoet. Hoe dan ook, het calvinisme was gekoppeld aan een nog steeds actuele kijk op de economie, dit in tegenstelling tot Aristoteles en de kerkvaders Ambrosius, Chrysostomus en de scholastieken, die leerden dat geld vruchteloos was. Het benadrukte het Bijbelse principe van het rentmeesterschap: de verworven rijkdom was Gods gave en moest verantwoord worden beheerd.

Het calvinisme heeft ook een belangrijke rol gespeeld in de democratische ontwikkeling van Nederland. Het recht van opstand werd erkend evenals de afwijzing van kadaverdiscipline en een onrechtvaardige overheid. Ook in latere tijden legde vooral de gereformeerde tak van het calvinisme sterk te nadruk op gelijkheid tussen mensen en niet alleen op gelijkheid van alle zielen voor God. Het was vooral ook een emancipatiebeweging van de middenklasse.

Gereformeerde Levenskunst?

Maar nu komt de hamvraag: bestaat er iets als ‘Gereformeerde Levenskunst’ en zo ja, hoe definieer je dat verschijnsel? Opvallend is dat gereformeerden niet zozeer uitgingen van maakbaarheid maar eerder van ontvankelijkheid. Het idee uitverkoren te zijn, het idee van dankbaarheid. Maar waren ze echt dankbaar? Soms lag de somberheid er duimendik bovenop. Zijn we niet ‘onbekwaam tot enig goed, geneigd tot alle kwaad’? Hier hebben we te maken met een realistische kijk op de mensheid, in zekere zin ook een vorm van levenskunst.

De moderne gereformeerde (hier gedefinieerd als verlichte protestant) blijft naar zichzelf kijken, loopt niet weg en steekt zijn kop niet in het zand hoe moeilijk het ook is. Geen slachtoffer cultuur: men weet dat men een zondig mens is en loopt er ook niet voor weg. De levenskunst van Friedrich Nietzsche wordt gesymboliseerd door de ‘übermensch’, diegene die zijn lot in eigen hand heeft, die zijn leven ‘stijl’ geeft, die boven de moraal staat. Eén ding is nodig zegt hij: ‘dat de mens zijn tevredenheid met zichzelf bereikt’. Wie ontevreden is met zichzelf staat voortdurend klaar zich om die reden te wreken op anderen, laat hij weten in zijn bekende werk ‘Menselijk, al te menselijk’.

Nietzsches ‘übermensch’ is uiteindelijk onmenselijk, dat wil zeggen menselijk gezien vrijwel onbereikbaar, maar zijn idee over tevredenheid met zichzelf is maar al te reëel. Kan een moderne ‘gereformeerde’ tevredenheid met zichzelf bereiken?

In het verleden leek dat onmogelijk. De gereformeerden gingen elkaar te lijf over onbewijsbare dogma’s. Maar de tijden zijn veranderd. Een ‘gereformeerde’ levenskunst, gebaseerd op respect voor jezelf, het persoonlijke gevecht met God (hoe ook gedefinieerd), respect voor je medemens en dit allemaal gepaard aan een realistische opvatting over zonde, vergeving en dankbaarheid begint langzamerhand vorm te krijgen.

Dus er is nog hoop: moge de christelijke Nietzsche opstaan!


Christiaan van Krimpen is jurist en ouderling van de Bergsingelkerk.